Hoe wetenschap en zorg samenkomen in het Kinderallergiecentrum

In het Kinderallergiecentrum wordt expertise gebundeld en ontwikkeld, om bij kinderen met (vermoeden op) allergieën een correcte diagnose te stellen. De bedoeling is om hen daarna de kans te geven op een zo normaal mogelijk leven. Liefst worden allergieën voorkomen. Hiervoor is verder wetenschappelijk onderzoek nodig.

Wanneer en hoe is het Kinderallergie?

Marjoke Verweij: “Toen ik in VieCuri kwam werken in 2015 was er geen specifieke zorg voor kinderen met een allergie. Vanwege mijn achtergrond en interesse, ben ik beginnen te bouwen aan wat nu het Kinderallergiecentrum is geworden. Een eerste stap was het mogelijk maken van provocatietesten, belangrijk voor goede diagnostiek. Het geven van specifiek onderwijs aan collega’s volgde en In 2018 kregen we versterking van kinderarts Anneke van Boekholt, die startte met allergieën als aandachtsgebied. Daarnaast breidde het team uit met verpleegkundigen volledig gespecialiseerd in astma en allergie. Toen 2 jaar later ook kinderdiëtiste Irene Herpertz, gespecialiseerd in voedselallergie, bij ons startte, hadden we een volwaardig team om een Kinderallergiecentrum te zijn. Kinderen met een allergische aandoening konden we nu zorg op maat geven. Inmiddels zijn daar nog twee kinderdiëtisten bijgekomen en is een derde kinderarts in opleiding tot subspecialist kinderallergoloog. Bovendien doen we wetenschappelijk onderzoek. Hiermee hebben we een uniek centrum met uitgebreidere mogelijkheden dan in veel andere ziekenhuizen en krijgen daardoor steeds meer verwijzingen uit een steeds groter wordende regio

Welke specifieke testen passen jullie toe om tot een juiste diagnose te komen?

Marjoke: “We nemen eerst een uitgebreide anamnese af, zowel door de kinderarts als de kinderdiëtist. Vervolgens screenen we met huidpriktesten of een bloedonderzoek, of er sprake zou kunnen zijn van een voedselallergie. Vaak zijn er daarna provocatietesten nodig, om een definitieve diagnose te stellen of juist een allergie uit te sluiten, of om een inschatting te maken van de ernst van de allergie, en in een later stadium ook om te kijken of er tolerantie is opgebouwd. Tolerantie wil zeggen dat een kind eerder wel allergisch was, maar op latere leeftijd niet meer. Dit zien we vaak bij melk-, en kippenei-allergie. Deze provocatietesten zijn soms best belastend voor een kind, dus samen beslissen we met ouders en kind welke test we wanneer doen.”

Is er al iets bekend over hoe het komt dat kinderen over hun allergie heen groeien?

Marjoke: “Dat is wat we in de praktijk zien gebeuren. Maar door welke veranderingen in het immuunsysteem dit wordt veroorzaakt weten we helaas nog niet.”

Welke leeftijd hebben de kinderen die in het Kinderallergiecentrum behandeld worden?

Marjoke: “Dit is heel erg wisselend. We zien soms hele jonge kinderen. En daarbij richten we ons nu met name ook op de kinderen met eczeem. Preventie van voedselallergie is een belangrijk doel van ons Kinderallergiecentrum. In de laatste jaren is duidelijk geworden dat door goede behandeling van eczeem en vroege introductie van bijvoeding, met name pinda en kippenei, voedselallergieën bij kinderen echt voorkomen kunnen worden. Naast deze jonge kinderen zien we ook oudere kinderen met allergieën, of kinderen met een combinatie van astma, rhinitis (hooikoorts) en voedselallergie. Kinderen met allergische aandoeningen blijven vaak langdurig onder behandeling, onder andere omdat allergieën soms ook veranderen. Veel van deze kinderen hebben eerst eczeem en/of een voedselallergie, op latere leeftijd komen daar soms rhinitis en astma bij.” 

Wat is de rol van de diëtisten in het Kinderallergiecentrum?

Irene Herpertz: “Allereerst het afnemen van een goede anamnese, een inventarisatie maken van de gebruikte voeding en welke voeding klachten veroorzaakt. We proberen een inschatting te maken van wat de uitlokkende dosis is geweest. Is dat een kruimel pinda of een halve of hele boterham met pindakaas? Daarnaast gaan we na of er blootstelling is geweest aan de top 10 van voedingsmiddelen waarbij vaker allergieën voorkomen. Zo ja, ging dat probleemloos of zijn er klachten bij ervaren? Een
tweede belangrijk punt zijn de provocatietesten. Hierbij krijgt een kind in verschillende stappen steeds meer van het voedsel dat getest wordt. We beginnen met een kruimel. Ieder half uur krijgen kinderen een verdriedubbeling van die dosis, met in totaal 7-8 stappen. Kinderen zijn hiervoor in totaal 4-6 uur opgenomen op de dagbehandeling.  De diëtiste maakt recepten voor de provocaties aangepast aan de behoefte van het individuele kind: pinda’s, noten, kippenei, melk, vis en schaaldieren, maar ook meer uitzonderlijke voedselproducten. Dit wordt door speciaal opgeleide koks in onze eigen allergeenkeuken bereid.”  Marjoke: “Waar onze diëtisten ook naar kijken is of de voeding volwaardig is. Sommige diëten zijn dusdanig ingewikkeld dat kinderen ook echt tekortenkrijgen in hun voeding. We zoeken dan naar alternatieven, zodat een kind wel volwaardige voeding krijgt. De adviezen aan ouders zijn vaak ingewikkeld: een kind moet bijvoorbeeld bepaalde voedingsstoffen gaan vermijden, en tegelijk adviseren we ook om specifieke voedingsstoffen zoals noten te introduceren. Best lastig voor ouders. En daarin spelen diëtisten een heel belangrijke rol. Hoe doe je dat dan praktisch? De aandacht die je daaraan besteedt kan het verschil maken of ouders het advies wel of niet gaan toepassen. Dus die begeleiding achteraf vind ik ook wel heel belangrijk, om erger te voorkomen.”

Marjoke Adviezen:
De adviezen aan ouders zijn vaak ingewikkeld: een kind moet bijvoorbeeld bepaalde voedingsstoffen gaan vermijden, en tegelijk adviseren we ook om specifieke voedingsstoffen zoals noten te introduceren. Best lastig voor ouders’

Kunnen jullie iets vertellen over het wetenschappelijk onderzoek dat jullie hier doen?

Manon Fleuren-Janssen: ”We doen onderzoek met verschillende doelstellingen. Zo doen we onderzoek naar de huidige zorg van kinderen met voedselallergieën of een hoog risico hierop, zoals zuigelingen met matig tot ernstig eczeem. We onderzoeken of de diagnostiek en behandeling zinvol en efficiënt zijn en welke verbeteringen we hier nog in kunnen aanbrengen. We onderzoeken onder meer of de huidpriktest kan voorspellen of een kind een hoger risico op notenallergie heeft. Zo ontdekken we welke kinderen een klinische provocatietest nodig hebben en voor welke kinderen een minder belastende thuisintroductietest voldoende is. Met deze inzichten maken we de zorg patiëntvriendelijker en efficiënter, omdat provocatietesten zowel zwaar zijn voor kinderen en ouders, en bovendien kostbaar. We onderzoeken ook hoe voedselallergieën voorkomen kunnen worden. Kan, bijvoorbeeld, het vroeg aanbieden van allergenen zoals noten aan jonge kinderen helpen om allergieën te voorkomen? Voor pinda’s en kippenei is aangetoond dat vroege introductie effectief is, maar geldt dit ook voor noten? En is het voor ouders haalbaar om via een introductieschema noten (bijvoorbeeld als notenpasta) te introduceren en later te blijven gebruiken? Daarnaast starten we een onderzoek naar het darmmicrobioom bij kinderen met en zonder allergieën. We bekijken hoe de ontwikkeling van het darmmicrobioom in het eerste levensjaar samenhangt met de ontwikkeling van voedselallergieën, eczeem en de invloeden van borstvoeding, bijvoeding en het gebruik van antibiotica.  Voor dit onderzoek, dat recent financiering ontving van het VieCuri Wetenschapsfonds, nodigen we zwangere vrouwen in het laatste trimester om mee te doen. Na de geboorte vullen zij verschillende vragenlijsten in en leveren zij ontlasting van het kind en ouders in voor microbioomanalyses. Hiermee willen we beter begrijpen hoe het microbioom verandert tijdens belangrijke momenten, zoals het moment waarop vaste voeding wordt geïntroduceerd en kinderen dus allergenen binnenkrijgen.”

Werken jullie voor deze onderzoeken ook samen met andere organisaties?

Manon: “Jazeker, momenteel werken we o.a. samen met de jeugdgezondheidszorg van de GGD Limburg-Noord. Via de jeugdgezondheidszorg worden kinderen en hun ouders uitgenodigd om deel te nemen aan studies rondom voedselallergieën, waardoor we vragenlijsten bij hen kunnen afnemen. We werken ook samen met het Maastricht UMC+ en het onderzoeksinstituut NUTRIM, voor het onderzoek naar het darmmicrobioom.” Irene: “De aanwezigheid van de Brightlands Campus Greenport in Venlo biedt ook hele mooie kansen hier in deze regio. We hebben met hen nog geen
actief onderzoek lopen, maar we werken wel al samen. Vanuit VieCuri ben ik kennispartner van Kokkerelli, een organisatie die een duurzame bijdrage wil leveren aan een gezond eetpatroon van kinderen. Zij laten kinderen via voedingseducatie
ervaren dat gezond eten leuk, lekker en goed voor ze is. Zij zetten zich ook in om groenterijke schoollunches aan kinderen aan te bieden en voeren daarbij onderzoek uit.  Ik ben er als diëtist aan toegevoegd om dat te ondersteunen. In deze samenwerking zouden we graag de notenconsumptie op scholen willen stimuleren met onder andere het advies voor kinderen vanaf 1 jaar om dagelijks een handje noten te eten. De uitkomsten van ons onderzoek naar de mate waarin kinderen tot 12 jaar in aanraking komen met noten kunnen hierbij ondersteuning bieden."

Wat is jullie verdere ambitie met het Kinderallergiecentrum?

Marjoke: ”We willen zorg geven die precies past bij de kinderen en ervoor zorgen dat ze een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden. Dat betekent dat ze geen diëten hebben die niet nodig zijn, maar dat ze in het geval van een allergie een behandelplan op maat krijgen en zo normaal mogelijk kunnen functioneren. En daar waar het kan, willen we natuurlijk heel graag allergieën voorkomen. Binnen het Kinderallergiecentrum zijn we hard op weg om verder te groeien naar een topklinisch expertisecentrum. Onze missie is de juiste zorg op de juiste plek, met de juiste wetenschappelijke achter

Datum

13 juni 2025

scroll terug naar boven