Inleiding
Uw behandelend arts heeft u een schouderstabiliserende operatie geadviseerd. U wordt hiervoor binnenkort in het ziekenhuis opgenomen. Uw behandelend arts en de orthopedie-consulent hebben u al informatie gegeven over de ingreep. Hier kunt u alles nog eens rustig nalezen. Ook vindt u hier informatie over de schouder en de behandelingsmogelijkheden. En kunt u lezen over de voorbereiding op de ingreep, de ingreep zelf en de nabehandeling.

Schoudergewricht
Het schoudergewricht bestaat uit verschillende botten, gewrichten, ligamenten, pezen, spieren en de slijmbeurs.
Botten
De botten van de schouder zijn de bovenarm, het schouderblad en het sleutelbeen. Het dak van de schouder wordt gevormd door een deel van het schouderblad namelijk het acromion.
Gewrichten
Er zijn twee gewrichten in de schoudergordel. Het schoudergewricht zelf en het AC-gewricht. Dit is het gewricht tussen het sleutelbeen en het acromion.
Ligamenten
Ligamenten zijn structuren van bindweefsel die de verschillende botstukken met elkaar verbinden. Het gewrichtskapsel wordt gevormd door een groep van ligamenten. Deze verzorgen het grootste gedeelte van de stabiliteit van de schouder en helpen voorkomen dat de schouder uit de kom gaat.
Pezen, spieren en de slijmbeurs
De spieren rondom het schoudergewricht zorgen onder andere voor het zijwaarts heffen van de arm. Het mechanisme helpt ook bij de stabiliteit van de schouder door de kop van de bovenarm in de kom te trekken en te houden.
Overal in het lichaam komen slijmbeurzen voor. Een slijmbeurs (bursa) is een klein zakje gevuld met gewrichtsvloeistof. Zij zitten daar waar twee lichaamsdelen tegen elkaar wrijven en er geen gewricht is om deze wrijving op te vangen.
Labrum (meniscus van de schouder)
Rondom het kommetje van de schouder zit een stevige ring met kraakbeen, dat dus vast zit aan het kommetje en het kapsel van de schouder. Bij het uit de kom gaan van de schouder raakt dit meestal beschadigd.

Wat maakt de schouder instabiel?
Schouderinstabiliteit kan worden veroorzaakt door een doorgemaakt ongeval waarbij de schouder (geheel of gedeeltelijk) uit de kom is geweest (luxatie). Na een eerste luxatie kan het schoudergewricht instabiel blijven.
De instabiliteit kan het gevolg zijn van een beschadiging van het schouderkapsel en kraakbeenring. Bij het merendeel van de patiënten bevindt deze beschadiging zich aan de vooronderzijde van het schoudergewricht. Deze beschadiging kan leiden tot het herhaaldelijk luxeren van de schouder, zelfs bij dagelijkse activiteiten. Een andere oorzaak van schouderinstabiliteit kan een ‘te ruim’ of te soepel schoudergewricht zijn. Dit kan eveneens leiden tot het luxeren van het schoudergewricht, zonder dat er sprake is geweest van een voorafgaand schouderongeval.
Behandelingsmogelijkheden
Er zijn meerdere behandelingsmogelijkheden. De keuze voor een specifieke behandeling hangt af meerdere factoren en zal uw specialist met u bespreken om samen weloverwogen een keuze te maken:
- Met behulp van fysiotherapie. De fysiotherapeut zal u oefeningen meegeven, met als doel de spieren rond het schoudergewricht te versterken. Ook krijgt u coördinatieoefeningen mee. Daarmee wordt de stabiliserende functie van de rotator cuff spieren verbeterd.
- Via een kijkoperatie wordt met ankers en hechtdraden het afgescheurde labrum weer op zijn plek vast gehecht. Dit wordt ook wel een 'Bankart repair' genoemd. De Bankart repair kan ook afhankelijk van uw letsel gecombineerd worden met een versteviging van de lange kop van de bicepspees of middels een remplissage.
- Via een open procedure of een kijkoperatie kan er ook een stuk bot uit uw schouder of bekkenkam aan de voorkant van uw schouder geplaatst worden om te voorkomen dat de schouder opnieuw uit de komt gaat.
Voorbereiding op de ingreep
Het Preoperatief Bureau
Vanuit de polikliniek en vóór de opname in het ziekenhuis wordt u doorverwezen naar het Preoperatief Bureau. Het is belangrijk om u als patiënt zo goed en veilig mogelijk voor te bereiden op de aanstaande ingreep en de vorm van anesthesie die nodig is. Hiervoor is preoperatief onderzoek nodig. Door dit onderzoek is de kans op problemen tijdens en na de ingreep zo klein mogelijk. Meer informatie leest u in onze folder ‘Anesthesie en preoperatief onderzoek’.
Anesthesie
De ingreep geschiedt onder algehele anesthesie (narcose) en/of regionale anesthesie. Bij het Preoperatief Bureau kunt u met de anesthesist bespreken welke vorm voor u het meest geschikt is. Meer informatie over de gang van zaken voor, tijdens en na de anesthesie krijgt u via het Preoperatief Bureau.
Bloedverdunnende medicijnen
Het gebruik van bloedverdunnende medicijnen moet u, uitsluitend in overleg met uw arts, voor de ingreep stoppen. Als u onder begeleiding staat van de Trombosedienst informeer deze dan over de ingreep. De Trombosedienst stemt dan het beleid met u af.
Opnameduur
De opname vindt plaats in dagbehandeling. Dit betekent dat u, als alles naar wens verloopt, dezelfde dag na de ingreep weer naar huis mag.
Kleding
Het is gemakkelijk als u een tricot shirt, liefst met knoopjes, meeneemt. Dit is uitrekbaar en het is gemakkelijk om u aan en uit te kleden.
De ingreep
Het doel van de ingreep is het stabiliseren van het schoudergewricht. In opzet gebeurt dit via een kijkoperatie (arthroscopie), waarbij de beschadigde kraakbeenring (labrum) met kapsel wordt teruggeplaatst op de rand van de schouderkom. Deze methode wordt ook wel een arthroscopische Bankart repair genoemd.
In een aantal gevallen blijkt dat er een dusdanige beschadiging is opgetreden van het kapsel, het labrum, en soms van de schouderkom, dat het niet mogelijk is dit arthroscopisch te herstellen. Eventueel zal een andere operatie uitgevoerd kunnen worden, genaamd Latarjet procedure (Figuur 3). Hierbij wordt een extra stuk bot geplaatst aan de voorzijde van het kommetje van het schoudergewricht. Dit zorgt voor extra mobiliteit. Deze operatie vind plaats via een kijkoperatie en is uniek in Nederland.
Doordat deze operatie volledig via een kijkoperatie kan worden uitgevoerd verloopt het herstel over het algemeen sneller en worden er meerdere kleine sneetjes in de schouder geplaatste in plaats van een grote snee.

Na de ingreep
Na de ingreep gaat u naar de uitslaapkamer, waar gedurende de eerste uren intensieve bewaking en controle plaatsvinden. Soms treedt na de ingreep misselijkheid op. Na de ingreep heeft u een infuus in uw arm.
De arm kan nog gevoelloos zijn door de geplaatste verdoving. De schouder kan in het begin nog gezwollen en pijnlijk zijn. De zwelling kan als gevolg van de zwaartekracht uitzakken naar de onderarm en hand. Wanneer de pijn komt opzetten is het belangrijk dat u niet te lang wacht met het vragen van pijnmedicatie.
Als u voldoende hersteld bent gaat u terug naar uw eigen afdeling.
Immobilizer
Na de ingreep krijgt u een immobilizer (een soort sling) aangemeten die u gedurende 3 weken moet dragen.
Wondverzorging
Het verband wordt doorgaans 48 uur na de ingreep verwijderd. De wond wordt daarna verbonden met een pleister.
Pijnbestrijding
Wij adviseren u de eerste dagen na de operatie 4 maal daags 2 tabletten paracetamol (500 mg) in te nemen. Op geleide van uw pijnklachten mag u de pijnstillers afbouwen.
Als de pijnstilling niet voldoende werkt of als u vragen over het afbouwen hebt kunt u contact met ons opnemen.
Mogelijke complicaties
Ondanks alle zorg die besteed wordt aan de ingreep, kunnen er toch nog complicaties optreden.
- Beschadiging van een huidzenuw; doordat er sneden in de huid worden gemaakt, kan een huidzenuw beschadigd raken. Dit geeft een doof gevoel in een gedeelte van de huid. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd vanzelf. Soms zijn ze echter blijvend
- Een nabloeding: dit gebeurt zelden
- Een bloeduitstorting (hematoom): dit gebeurt geregeld
- Wondinfectie in het operatiegebied. De kans is echter erg klein
- Terugkerende instabiliteit
- Bij de Latarjet procedure is er een zeer kleine kans dat de zenuwen naar de arm beschadigd raken, het bot niet vast groeit of dat het botblokje breekt tijdens de operatie.
Na de ingreep
Na de ingreep gaat u naar de uitslaapkamer (Recovery), waar gedurende de eerste uren intensieve bewaking en controle plaatsvinden. Soms treedt na de ingreep misselijkheid op. Na de ingreep heeft u een infuus in uw arm.
De arm kan nog gevoelloos zijn door de geplaatste verdoving. De schouder kan in het begin nog gezwollen en pijnlijk zijn. De zwelling kan als gevolg van de zwaartekracht uitzakken naar de onderarm en hand. Wanneer de pijn komt opzetten is het belangrijk dat u niet te lang wacht met het vragen van pijnmedicatie.
Als u voldoende hersteld bent gaat u terug naar uw eigen afdeling.
Wondverzorging
Het verband wordt doorgaans 48 uur na de ingreep verwijderd. De wond wordt daarna verbonden met een pleister.
Pijnbestrijding
Wij adviseren u de eerste dagen na de operatie 4 maal daags 2 tabletten paracetamol (500 mg) in te nemen. Op geleide van uw pijn mag u de pijnstillers afbouwen. Als de pijnstilling niet voldoende werkt of als u vragen heeft over het afbouwen van de pijnstillers, dan kunt u contact met ons opnemen.
Mogelijke complicaties
Ondanks alle zorg die besteed wordt aan de ingreep, kunnen er toch nog complicaties optreden.
- Beschadiging van een huidzenuw; doordat er sneden in de huid worden gemaakt, kan een huidzenuw beschadigd raken. Dit geeft een doof gevoel in een gedeelte van de huid. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd vanzelf. Soms zijn ze echter blijvend.
- Een nabloeding: dit gebeurt zelden.
- Een bloeduitstorting (hematoom): dit gebeurt geregeld.
- Wondinfectie in het operatiegebied. De kans is echter erg klein.
- Terugkerende instabiliteit.
Weer thuis
Wondverzorging
Als de operatie verricht is via een arthroscopie (kijkoperatie), zijn de steekgaatjes gehecht met een oplosbare hechting. Is er een grotere huidsnede gemaakt, dan zal de wond onderhuids zijn gehecht met een oplosbare hechting. Na 48 uur mag u de pleister(s) verwijderen.
Mobiliseren
Na de ingreep moet u de arm gedurende de eerste 3 weken in de immobilizer dragen. U mag de arm alleen uit de draagband halen om te douchen. ’s Nachts houdt u de draagband om.
Oefeningen
Na 3 weken start u met slingeroefeningen: het ronddraaien van een gestrekte afhangende arm. In overleg met uw arts start u onder begeleiding van de fysiotherapeut met een oefenprogramma. Na 4 maanden start u met bovenhandse krachtoefeningen waaronder het gooien van bijvoorbeeld een bal. De eerste 6 maanden na de operatie mag u niet aan contactsporten deelnemen.
Lichamelijke verzorging
U mag weer douchen als de wond droog is.
Pijnbestrijding
Er wordt pijnbestrijding afgesproken om de pijn na de ingreep zo veel mogelijk te verminderen. Als dit onvoldoende werkt, kunt u dit melden bij de verpleegkundige, zodat u met voldoende pijnbestrijding naar huis kunt gaan.
Werk en sport
Het moment waarop u weer kunt werken of sporten is afhankelijk van het soort werk of sport dat u doet. U kunt dit overleggen met de behandelend specialist tijdens de controle afspraak.
Poliklinische afspraak
Ongeveer een week na de operatie belt de orthopedisch chirurg u op voor controle. Na 8 weken komt u voor controle op de polikliniek Orthopedie bij uw orthopedisch chirurg. De afspraak hiervoor krijgt u via de verpleegafdeling.
Indien er een Latarjet of blotblok procedure uitgevoerd is zal er na 8 weken voorafgaand aan de afspraak een CT-scan gemaakt worden om te beoordelen of het botblokje goed vastgegroeid is.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vragen tijdens het eerstvolgende bezoek of bel naar:
Contact
Opmerkingen
- Ziet u een typfout, een taalkundige fout, of heeft u moeite met de leesbaarheid?
-
Stuur een e-mail naar communicatie@viecuri.nl en we zoeken een passende oplossing.
Disclaimer
Deze informatie is algemeen en geen behandeladvies. De informatie is ook geen vervanging van de afspraken die tussen patiënt en zorgverlener zijn gemaakt. VieCuri kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade als gevolg van mogelijke onjuistheden. Bekijk hier de uitgebreide disclaimer.