Wat is informed consent?
Informed consent is een Engelstalige term en betekent letterlijk “geïnformeerde toestemming”.
Volgens de wet WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst) kunnen patiënten pas toestemming geven voor een medische behandeling, nadat ze goed en volledig geïnformeerd zijn over hun toestand (diagnose) en eventuele behandeling.
Hierbij wordt uitgelegd wat de voorgestelde behandeling betekent en of er alternatieven zijn. Daarnaast wordt besproken wat de voordelen en de nadelen van de behandeling zijn en wat de gevolgen zijn als je niet voor deze behandeling kiest. Ook worden de belangrijkste risico’s van de behandeling besproken. Als alle informatie is ontvangen kan een patiënt wel of geen toestemming geven voor de behandeling. Als dit niet goed met de patiënt zelf kan worden besproken, wordt een wettelijke vertegenwoordiger ingeschakeld.
Wettelijk vertegenwoordiger en contactpersoon
De intensivist informeert de patiënt en/of naasten over zijn/ haar medische toestand. Deze informatie gaat over de diagnose, onderzoeken, de behandeling en de verwachtingen op korte en langere termijn. Volgens de wet heeft de arts alleen een behandelrelatie met de patiënt. Op de Intensive Care, (IC) is de patiënt niet altijd in staat om actief aan gesprekken deel te nemen of om belangrijke beslissingen over zijn/haar behandeling te nemen. Wettelijk mogen wij niet aan iedereen informatie over patiënten verstrekken. Daarom spreken wij bij opname van u/uw naaste af wie de contactpersoon namens de familie is.
Wanneer u/uw naaste zelf niet in staat is om alle informatie over een behandeling goed te kunnen verwerken en daarom
geen toestemming kan geven, wordt de wettelijk vertegenwoordiger van de patiënt namens de patiënt de gesprekspartner van de arts. Dat kan dezelfde persoon als de contactpersoon zijn, maar dat hoeft niet.
De wettelijk vertegenwoordiger denkt mee over beslissingen met betrekking tot de behandeling van u/uw naaste, als u/uw naaste dat zelf niet kan. Natuurlijk wordt u daarvoor vooraf uitgebreid geïnformeerd.
Onderdelen van de standaard IC-behandeling
De medische en verpleegkundige zorg op de afdeling IC kan wisselen van redelijk eenvoudig tot zeer complex. Deze zorg wisselt van het bewaken van vitale functies, zoals ademhaling, bloeddruk en hartslag, tot het helemaal overnemen van vitale functies zoals beademing, nierfunctievervangende therapie etc.
Een aantal onderdelen van de behandeling horen bij standaard goede IC-zorg.
Het is niet altijd mogelijk om elke keer als het nodig is voor alle onderdelen van de behandeling apart de voordelen, nadelen en de risico’s uitgebreid uitleg te geven. Daarom worden de belangrijkste onderdelen van de standaard behandeling op de afdeling IC in deze informatie uitgelegd. Als er na het lezen van deze informatie nog vragen zijn, kunt u die altijd stellen.
Tot de standaard IC behandeling behoren:
1. Perifeer infuus
2. Arterielijn
3. Blaaskatheter
4. Maagsonde
5. Centrale lijn
6. Toediening van antibiotica
7. Toediening van vasoactieve medicijnen
8. Toediening van bloedproducten (transfusie)
9. Toediening van andere medicatie
10. Anesthesie en sedatie
11. Intubatie
12. Beademing
13. Bloedafname voor onderzoek
14. Vervoer voor onderzoek en behandeling
15. Overige diagnostiek
a. ECG/X-thorax/echografie/CT-scan/MRI-scan
b. Echocardiografie (TEE)
c. Bronchoscopie/gastroscopie/coloscopie
16. Interventies
a. Drainage/puncties
b. Thoraxdrain
17. Vrijheidsbeperkende interventies
18. IC dossiervorming en informatieverstrekking aan overige behandelaars.
Meestal zijn niet alle standaard IC behandelingen bij u/uw naaste nodig, maar als er om toestemming (informed consent) voor behandeling op de afdeling IC wordt gevraagd, dan wordt het totale pakket bedoeld zoals hierboven staat beschreven. U/uw naaste heeft het recht voor bepaalde behandelingen te weigeren(bijvoorbeeld bloedtransfusie).
Naast de standaard IC behandeling zijn er een aantal aanvullende behandelingen die, wanneer ze nodig zijn, uitgebreid met u/uw naasten zullen worden besproken en waarvoor informed consent zal worden gevraagd.
Aanvullende behandeling op de afdeling IC kan bestaan uit:
1. Nierfunctievervangende therapie (dialyse)
2. Tracheotomie
3. ERCP
4. PCI
5. Angiografie/trombolyse/coiling
6. (Opnieuw) een operatie
Uitleg over de standaard IC-behandelingen
1. Perifeer infuus
Wat is het?
Dit is een plastic naaldje dat in een ader, meestal op de onderarm, wordt ingebracht.
Waarvoor is het?
Via een infuus kan medicatie of vocht worden gegeven. Ook als u/uw naaste een centrale lijn (uitleg volgt) heeft kan het nodig zijn om ook een perifeer infuus in te brengen, bijvoorbeeld omdat de patiënt veel medicatie nodig heeft, die niet tegelijkertijd via hetzelfde infuus kan worden gegeven.
Wat zijn de risico’s?
Het inbrengen van een perifeer infuus levert geen ernstige complicaties op. Het bloedvat waarin het infuus is geplaatst kan na verloop van tijd ontsteken. Dit is een reden om het infuus te verwijderen. Verder kan een infuus, ook als het in het begin goed in de ader zit, op een later moment gaan lekken. Er kunnen dan vloeistoffen en medicatie onder de huid komen. Het infuus wordt dan verwijderd.
2. Arterielijn
Wat is het?
Dit is een plastic naaldje dat in een slagader wordt ingebracht. Een arterielijn kan op verschillende plaatsen worden ingebracht, waarbij de binnenkant van de pols het vaakst wordt gekozen. Andere mogelijkheden zijn de slagaders in de bovenarm en in de liezen.
Waarvoor is het?
Een arterielijn heeft 2 belangrijke functies. De bloeddruk kan altijd worden gemeten en hiermee kan het resultaat van bepaalde medicijnen op de bloeddruk goed in de gaten worden gehouden en als dat nodig is bijgesteld worden. We worden snel gewaarschuwd als de bloeddruk gevaarlijk daalt of stijgt.
Via de arterielijn kan makkelijk bloed afgenomen worden. Bij patiënten op de afdeling IC wordt vaak een kleine hoeveelheid bloed afgenomen om waarden (bijvoorbeeld het suikergehalte) te bepalen. Zonder arterielijn zou een patiënt heel vaak geprikt moeten worden.
Wat zijn de risico’s?
Complicaties van een arterielijn zijn gelukkig heel zeldzaam. Als ze optreden zijn ze goed te behandelen. Mogelijke complicaties zijn infectie, een bloeding of een bloeduitstorting en heel zelden een doorbloedingsstoornis van lichaamsdelen waar de slagader naar toegaat.
Zenuwbeschadiging kan ontstaan omdat de zenuwen in het lichaam vaak dicht bij de slagaders lopen.
Door het aanprikken van de slagader kan een uitstulping van de slagader met een verzwakte wand ontstaan (pseudo-aneurysma).
De voordelen van een arterielijn wegen bijna altijd op tegen de mogelijke nadelen. Bij beademde patiënten of bij patiënten die met vasoactieve medicatie (uitleg volgt) worden behandeld, is een arterielijn noodzakelijk.
3. Blaaskatheter
Wat is het?
Een slang die via de plasbuis in de blaas wordt gebracht.
Waarvoor is het?
Met een blaaskatheter wordt urine vanuit de blaas afgevoerd. Voor een deel is dit om praktische redenen: patiënten kunnen op onze afdeling niet naar een toilet, omdat ze aan de monitor verbonden zijn en infusen hebben. Daarbij kunnen niet alle patiënten aangeven wanneer ze moeten plassen. Ook is het belangrijk om bij te houden hoeveel de patiënt per uur plast. Dit zegt iets over de doorbloeding van belangrijke organen (in dit geval de nieren).
Wat zijn de risico’s?
Een blaaskatheter wordt via de plasbuis ingebracht; meestal gaat dit gemakkelijk en zonder problemen. Bij mannen met een vergrote prostaat kan het inbrengen soms lastig zijn. Bij het inbrengen van de blaaskatheter kan er een bloeding ontstaan en na enkele dagen is er een hoger risico op blaasontsteking. Bij lang gebruik van een blaaskatheter kunnen vernauwingen van de plasbuis ontstaan.
4. Maagsonde
Wat is het?
Een maagsonde is een slang die meestal via de neus of soms via de mond door de slokdarm in de maag wordt ingebracht.
Waarvoor dient het?
Via de maagsonde kunnen we de patiënt sondevoeding (vloeibare vorm van eten) geven. Dit is vooral belangrijk voor patiënten aan de beademing, die door het beademingsbuisje (tube) niet normaal kunnen eten en drinken.
Maar ook niet-beademde patiënten worden vaak via een maagsonde gevoed, bijvoorbeeld bij slikproblemen of bij ernstige zwakte. Naast voeding kan ook medicatie via de sonde worden gegeven. Een andere reden om een sonde in de maag in te brengen kan zijn om maagsappen en darmsappen af te voeren als de darmen niet goed werken. Omdat het voor alle patiënten, maar vooral bij ernstig zieke patiënten belangrijk is dat ze goed gevoed worden, is een maagsonde meestal noodzakelijk.
Wat zijn de risico’s?
Het inbrengen van een maagsonde is een vrij eenvoudige handeling. Omdat de slang via de neus wordt ingebracht, kan er een bloedneus ontstaan. Een ander risico is dat de sonde per ongeluk in de luchtpijp terechtkomt. Voordat de sondevoeding wordt gestart, wordt altijd gecontroleerd of de sonde goed ligt.
5. Centrale lijn
Wat is het?
Dit is een infuus in een grote ader met meerdere aansluitingen. Het inbrengen van een centrale lijn gebeurt door een arts onder steriele omstandigheden. De aders waarin een centrale lijn kan worden ingebracht, bevinden zich in de hals onder het sleutelbeen of in de lies . Voor het aanprikken van de ader kan het bloedvat met behulp van een echoapparaat in beeld worden gebracht.
Waarvoor is het?
De belangrijkste reden om een centrale lijn in te brengen is het toedienen van bepaalde medicijnen die niet via een gewoon infuus kunnen worden toegediend. Ook als patiënten niet via het maagdarmstelsel kunnen worden gevoed is een centrale lijn nodig om op die manier speciale voeding te kunnen toedienen.
Behalve toediening van medicatie of voeding kunnen ook functies van het hart worden gemeten. Dit geeft ons informatie waarmee de behandeling aangepast kan worden.
Wat zijn de risico’s?
Complicaties bij het inbrengen van een centrale lijn zijn zeldzaam. De belangrijkste zijn een bloeding, een klaplong (bij het inbrengen) en een infectie.
Een bloeding kan ontstaan doordat niet de ader, maar de slagader wordt aangeprikt. Op bovengenoemde plekken lopen de grote aders namelijk vlakbij grote slagaders.
Bij het inbrengen van een centrale lijn onder het sleutelbeen bestaat het risico dat de punt van de naald de long raakt. Dit kan leiden tot een klaplong (pneumothorax).
We bekijken iedere dag of een centrale lijn nog wel nodig is. Zodra het verantwoord is, wordt de lijn verwijderd.
6. Toediening van antibiotica
Wat is het?
Het toedienen van medicijnen gericht op het bestrijden van ziekmakende bacteriën.
Waarvoor is het?
Infecties zijn belangrijke aandoeningen op de afdeling IC. Veel patiënten worden opgenomen met een infectie, bijvoorbeeld een ernstige longontsteking of urineweginfectie. Ook als een patiënt niet met een infectie wordt opgenomen, kan het zijn dat er later een infectie ontstaat, zoals een infectie van een centrale lijn.
Als het niet bekend is door welke bacterie de patiënt ziek is, maar het is wel duidelijk dat de patiënt een ernstige infectie (sepsis) heeft, dan wordt er vaak gestart met een antibiotica die werkt bij veel verschillende bacteriën.
Wat zijn de risico’s?
Het risico bij toediening van antibiotica is het optreden van een allergische reactie. Dit wordt ook wel een overgevoeligheidsreactie genoemd. Vaak krijgt een patiënt met een overgevoeligheidsreactie bulten en/of een rode huiduitslag. Ook kan een lage bloeddruk ontstaan.
In ernstigere gevallen treedt er zwelling op van de tong, lippen en slijmvliezen in de mond. Als de patiënt niet beademd is via een buisje (uitleg volgt)) kan dit zorgen voor benauwdheid. Er wordt altijd voor toedienen van antibiotica geïnformeerd naar allergie voor antibiotica in de voorgeschiedenis.
Bij lang gebruik van antibiotica kan het zijn dat bepaalde bacteriën er ongevoelig voor worden (resistentie). Daarom wordt het antibioticabeleid dagelijks nauwkeurig gecontroleerd. Antibiotica worden gestopt zodra het verantwoord is.
7. Toediening van vasoactieve medicijnen
Wat is het?
Het toedienen van sterk werkende medicijnen om de bloeddruk en/of de hartfunctie van de patiënt te verbeteren.
Waarvoor is het?
Ernstig zieke patiënten hebben vaak stoornissen in hun bloedsomloop. Hierbij kunnen de bloeddruk en de hartslag heel hoog of laag zijn, of kan het hart niet genoeg bloed en zuurstof rondpompen. Om de hartslag en bloeddruk weer stabiel te krijgen zijn vaak krachtige medicijnen noodzakelijk. Deze medicatie wordt ook wel vasoactieve medicatie genoemd.
Het is wenselijk dat patiënten die met deze medicijnen worden behandeld een arterielijn hebben om de bloeddruk goed in de gaten te houden en een centrale lijn hebben om de medicatie altijd toe te kunnen dienen.
Wat zijn de risico’s?
Aan het toedienen van vasoactieve stoffen zitten niet veel andere risico’s, behalve dan dat ze de hartslag en bloeddruk beïnvloeden. Het kan gebeuren dat door een technische storing of een mechanisch probleem (de centrale lijn doet het ineens niet meer) het toedienen onderbroken wordt. Hierbij kan in korte tijd een gevaarlijk lage bloeddruk ontstaan.
Allergische reacties zijn zeldzaam.
8. Toediening van bloedproducten (bloedtransfusie)
Wat is het?
Met een bloedtransfusie bedoelen we toediening van bloed of bloedproducten.
Waarvoor is het?
De bekendste bloedproducten zijn de rode bloedcellen (erytrocyten), die nodig zijn voor het zuurstoftransport en plasma, dat vooral (stollings-)eiwitten bevat. Ook worden regelmatig bloedplaatjes (trombocyten) toegediend, die ook een functie hebben bij het stollen van bloed.
Wat zijn de risico’s?
Met het toedienen van bloed of bloedproducten van een donor bestaat de kans op een zogenaamde transfusiereactie, waarbij het lichaam reageert op lichaamsvreemde eiwitten. Daarom is het belangrijk patiënten van tevoren te testen op hun bloedgroep en eventuele antistoffen. Toch kan er een reactie optreden, die mild tot zeer ernstig kan zijn.
Natuurlijk geven wij geen bloedproducten aan patiënten die duidelijk (met een schriftelijke wilsverklaring) aangegeven hebben dat zij dat niet willen.
9. Toediening van andere medicatie
Wat is het?
Naast vasoactieve medicatie en antibiotica krijgen patiënten op de Intensive Care verschillende andere medicijnen.
Waarvoor is het?
Veel gebruikte medicatie op onze afdeling zijn pijnstillers, slaapmiddelen, anti-trombose middelen en middelen die de bloeddruk regelen. Veel beademde patiënten krijgen inhalatiemedicatie (vernevelingen) en veel patiënten die kunstmatig worden gevoed (sondevoeding via de maag of voeding via het bloedvat) hebben insuline nodig om de bloedsuiker op het gewenste niveau te houden.
Wat zijn de risico’s?
Het is belangrijk dat we op de hoogte zijn van allergieën of overgevoeligheidsreacties. Behalve voor medicijnen willen we ook graag weten of patiënten overgevoelig zijn voor andere zaken zoals voedingsstoffen, pleisters of röntgencontrastmiddelen.
10. Anesthesie en sedatie
Wat is het?
Anesthesie (narcose) is een kunstmatig opgewekte bewusteloosheid, die snel begint na het geven van medicijnen via het infuus. Mensen onder narcose maken niets mee van wat er met henzelf of om hen heen gebeurt.
Sedatie is een kunstmatige slaap, die minder diep is dan anesthesie (narcose). Er is lichte sedatie en diepe sedatie.
Bij lichte sedatie krijgt de patiënt slaapmedicatie toegediend, maar is nog wakker te maken door geluid of een lichte aanraking. Bij diepe sedatie is een sterkere prikkel nodig om een reactie te krijgen.
Waarvoor is het?
Voor sommige handelingen of behandelingen op de afdeling IC is het nodig om een patiënt onder narcose te brengen, bijvoorbeeld voor een intubatie (uitleg volgt).
De redenen om patiënten te sederen zijn om ongemak of angst bij de patiënt te voorkomen en het beter kunnen beademen van patiënten met ernstig zieke longen. Ook bij onrust en acute verwardheid kan er gebruik gemaakt worden van lichte sedatie. Zie ook ‘Vrijheidsbeperkende interventies’.
Wat zijn de risico’s?
Omdat ernstig zieke patiënten nog maar een beperkte reserve hebben, kan het geven van slaapmedicatie leiden tot een lage bloeddruk. Deze lage bloeddruk is de belangrijkste bijwerking van anesthesie (narcose). Hierop zijn we op de IC altijd voorbereid.
De belangrijkste nadelen van diepe sedatie zijn het vaker voorkomen van een delier (lees meer in de folder ‘acute verwardheid/delier’), een langere opnameduur op de afdeling IC en minder goed kunnen ophoesten en hierdoor een hogere kans op een (nieuwe) longontsteking.
We begrijpen dat een behandeling op de afdeling IC voor een patiënt zeer belastend kan zijn, maar we weten ook dat een te lange of te diepe sedatie schadelijk kan zijn. We proberen patiënten dan ook zo min mogelijk te sederen. We maken voor iedere patiënt, de hele tijd afwegingen wat voor de patiënt op dat moment het beste is.
11. Intubatie
Wat is het?
Intuberen is het inbrengen van een beademingsbuis. Een beademingsbuis wordt ook wel een ‘tube’ genoemd.
Waarvoor is het?
Een beademingsbuis is nodig om een patiënt invasief te kunnen beademen. Invasief betekent dat je iets (in dit geval de tube) in het lichaam moet aanbrengen. Een beamingsbuis wordt meestal via de mond ingebracht in de luchtpijp. Aan het eind van de tube zit een ballonnetje dat wordt opgeblazen, zodat er geen lekkage is van de lucht die de beademingsmachine in de longen blaast.
De beademingsbuis zit tussen de stembanden en daardoor kan een patiënt met een tube niet praten.
Om een beademingsbuis in te kunnen brengen is het noodzakelijk dat de patiënt onder narcose (zie anesthesie) wordt gebracht, behalve als de patiënt al niet meer bij bewustzijn is of in coma ligt.
Wat zijn de risico’s?
Het inbrengen van een beademingsbuis is niet zonder risico’s, maar noodzakelijk als een patiënt moet worden beademd. De belangrijkste risico’s zijn beschadigingen aan de keel, stembanden en luchtpijp en tanden.
Ook bestaat het risico op verslikken, waarbij maaginhoud in de longen terechtkomt. Dit wordt ook wel aspiratie genoemd en is de reden waarom patiënten die geïntubeerd worden bij een geplande operatie nuchter moeten zijn.
Als er veel maaginhoud in de longen terechtkomt, kan dit de ademhaling zo verslechteren dat de patiënt hieraan overlijdt. Ook als de intubatie niet lukt (bijvoorbeeld als de ingang van de luchtpijp niet zichtbaar is) en de patiënt daardoor niet beademd kan worden, kan dit leiden tot te weinig zuurstof en zelfs overlijden.
Ernstige complicaties van intubatie zijn zeldzaam. Elke intubatie (ook bij spoed) wordt zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd door ervaren artsen.
12. Beademing
Wat is het?
Met de term ‘beademing’ wordt bedoeld dat de patiënt wordt aangesloten op een apparaat; de beademingsmachine. Dit apparaat ondersteunt de ademhaling of neemt deze helemaal over. Er zijn 2 vormen: non-invasieve beademing via een gezichtsmasker en invasieve beademing via een buisje (tube) in de keel.
Bij non-invasieve beademing (NIV- of maskerbeademing) krijgt de patiënt een masker opgezet. Hier wordt door de beademingsmachine lucht in geblazen dat via de neus en mond in de longen van de patiënt terecht komt. Om dit goed te laten werken zit het masker strak op het gezicht.
Patiënten zullen voelen dat de inademing en uitademing met een bepaalde druk verloopt. Sommige patiënten moeten erg wennen aan het masker met de druk, voor andere patiënten kan het als een opluchting voelen.
Bij invasieve beademing krijgt de patiënt een buisje in de keel geplaatst, dat via de mond langs de stembanden in de luchtpijp wordt gebracht. Hierdoor blaast de beademingsmachine lucht naar binnen. Dit kan voor ondersteuning zijn, maar het is ook mogelijk dat de machine de gehele ademhaling moet overnemen.
Waarvoor is het?
De belangrijkste functie van de ademhaling is het opnemen van zuurstof en het uitademen van koolzuurgas. Als de patiënt moeite heeft met ademen en/of de bloedwaarden niet goed zijn kan de arts besluiten om de ademhaling (tijdelijk) te gaan ondersteunen. Dit kan nodig zijn bij patiënten met een longziekte. Maar ook bij patiënten waarbij het hart (ineens) niet meer goed werkt (hartfalen). Als een patiënt een ernstige infectie heeft met een lage bloeddruk (shock) wordt vaak gekozen om te beademen, omdat dit de patiënt veel energie bespaart. Als het voor de patiënt mogelijk is, gebeurt dit met non-invasieve beademing.
Dan is er nog een groep patiënten die een operatie ondergaan. Tijdens de operatie worden ze zo diep in slaap gemaakt, dat ze uit zichzelf niet meer ademen. Daarom krijgen ze een buisje in de keel (intuberen) en worden ze beademd. Vaak worden patiënten na zo’n operatie al wakker gemaakt op de operatiekamer zelf, of op de uitslaapkamer (recovery).
Bij grote operaties kunnen we ervoor kiezen om patiënten op een later tijdstip wakker te laten worden. Deze patiënten komen op de afdeling IC aan de beademingsmachine. Zodra het kan, laten wij ze wakker worden en kunnen ze vaak snel van de beademingsmachine af.
Wat zijn de risico’s?
Bij niet-invasieve beademing (maskerbeademing) kunnen drukplekken in het gezicht ontstaan door het strakke masker. Ook kunnen mensen zich makkelijker verslikken waarbij er maaginhoud in de luchtwegen/de longen komt. Dit wordt aspireren genoemd. Om de risico’s te verlagen werken we goed met deze patiënten samen.
De manier waarop een beademingsmachine de longen van een patiënt beademt, is heel anders dan hoe wij normaal ademhalen. Het kan belastend zijn voor de longen. Door langdurige of hevige belasting kunnen de longen stug worden, waardoor het beademen steeds lastiger wordt. Ook kan door de beademing een klaplong (pneumothorax) ontstaan. Verder kan er een nieuwe longontsteking (pneumonie) ontstaan.
Bij beademde patiënten met zeer ernstig zieke longen kan het in speciale gevallen nodig zijn om ook periodes op de buik te liggen. De longen nemen op deze manier beter het zuurstof op. Tijdens buikligging worden patiënten nog dieper in slaap gebracht en bij het terugdraaien naar rugligging valt op dat het gezicht gezwollen kan zijn en dat er drukplekken kunnen ontstaan op het bovenlichaam en de benen.
Als de situatie van de patiënt verbetert, moet hij of zij weer zelfstandig gaan ademen. De ademondersteuning van de machine wordt steeds verder afgebouwd.
Dit proces noemen we ‘weanen’ (ontwennen van de beademing). Hoe lang dit proces duurt, is bij elke patiënt verschillend. Hoe langer de beademingsperiode, hoe langer het ontwennen duurt. Als de patiënt weer helemaal zelfstandig ademt en goed wakker is, wordt de beademingsbuis verwijderd. De patiënt kan daarna wat hees zijn. Dit komt door irritatie van de stembanden door de beademingsbuis en geneest meestal binnen een paar dagen. In uitzonderlijke gevallen houdt de heesheid langer aan.
13. Bloedafname voor onderzoek
Wat is het?
Het afnemen van bloed via een arterielijn (lijn in slagader) of via een prik (punctie).
Waarvoor is het?
Om goed te kunnen behandelen is regelmatig bloedonderzoek nodig. Bij beademde patiënten kan het zijn dat we regelmatig het zuurstofgehalte en koolzuurgehalte in het bloed willen meten. Als we insuline aan patiënten geven, moeten we meerdere keren op een dag het bloedsuikergehalte bepalen.
Wat zijn de risico’s?
Het risico op complicaties is laag. Bij regelmatige bloedafnames via de arterielijn is er een kleine kans op een infectie van de arterielijn (lijn in slagader). Bij bloedafname via een prik kan er een bloeding of een bloeduitstorting ontstaan.
14. Vervoer voor onderzoek en behandeling
Wat is het?
Het verplaatsen van een patiënt buiten de afdeling IC voor noodzakelijk onderzoek of behandeling.
Waarvoor is het?
Niet alle noodzakelijke onderzoeken en behandelingen kunnen op de afdeling IC zelf plaatsvinden.
Soms moet een patiënt daarom naar een andere afdeling gebracht worden, zoals voor een CT-scan naar de röntgenafdeling.
Natuurlijk moet de ondersteunende behandeling die een patiënt krijgt zoveel mogelijk doorgaan tijdens het vervoer. Dit geldt zeker voor de beademing en bepaalde medicatietoediening.
Er zijn ook onderdelen van de behandeling die tijdelijk moeten worden onderbroken, zoals nierfunctievervangende therapie. Voor vervoer van beademde patiënten is een speciale vervoersmodule gebouwd waarop een monitor, een beademingsapparaat en infuuspompen staan.
Wat zijn de risico’s?
De belangrijkste risico’s zijn het ontregelen van de toestand van de patiënt en technische zaken zoals het uitvallen van een centrale lijn of beademingsbuis, of mechanische problemen met de apparaten die de patiënt ondersteunen. Door verschillende voorzorgsmaatregelen worden deze risico’s zo veel mogelijk beperkt. Tijdens het vervoer van een beademde IC-patiënt buiten de IC is er altijd een IC-verpleegkundige en een IC-arts/assistent aanwezig.
15. Overige diagnostiek
a. ECG / X-thorax / echografie / CT-scan / MRI-scan
Wat is het?
Het maken van röntgenfoto’s van hart en longen, het maken van echo’s van het hart, de longen en de buikorganen, het maken van een hartfilmpje, het maken van een CT-scan of MRI-scan.
Waarvoor is het?
Deze onderzoeken doen we regelmatig als controle. We maken bijvoorbeeld een röntgenfoto van hart en longen na het plaatsen van een beademingsbuis, om te zien of de buis goed
Ook doen we deze onderzoeken om aanvullende diagnostiek te kunnen doen. Hiermee wordt bedoeld dat we met deze onderzoeken proberen uit te vinden wat de patiënt mankeert.
Wat zijn de risico’s?
Als de patiënt voor het onderzoek naar een andere afdeling gaat (bijvoorbeeld een CT-scan), dan zijn er de risico’s zoals beschreven bij het onderdeel ‘Vervoer voor onderzoek en behandeling’.
Bij de overige onderzoeken zijn de risico’s minimaal. Het maken van een röntgenfoto stelt de patiënt bloot aan schadelijke straling, maar de hoeveelheid straling die voor een individuele foto nodig is, is zo weinig, dat hier geen risico aan zit.
Aan het maken van een hartfilmpje of een echografie zitten ook geen risico’s.
b. Transoesophageale Echocardiografie (TEE)
Wat is het?
Dit is een echografie waarbij de arts via de slokdarm en de maag een echo maakt van het hart.
Waarvoor dient het?
Soms is het noodzakelijk bij een ernstig zieke patiënt om het hart te onderzoeken. We kunnen dan bekijken of het hart goed werkt of dat er sprake is van een beschadiging door zuurstofgebrek. Ook is het mogelijk om te zien of er een infectie van één van de hartkleppen is (endocarditis).
Meestal proberen we dit eerst buitenaf via de borstwand. Dit is een normale echo van het hart.
Bij patiënten op de afdeling IC is het vaak heel lastig om dit onderzoek te doen. Soms kunnen we het hart helemaal niet in beeld brengen. De enige manier om het hart te bekijken is dan een echografie via de slokdarm.
Wat zijn de risico’s?
De risico’s vallen mee. Het onderzoek is vergelijkbaar met een gastroscopie (uitleg volgt hieronder). Ernstige complicaties van een TEE worden bijna nooit gezien. Het gaat dan om beschadiging van het slijmvlies in de mond, keel of slokdarm.
c. Bronchoscopie / gastroscopie / coloscopie
Bronchoscopie
Wat is het?
Dit is een onderzoek waarbij een longarts via de mond of neus of, bij een beademde patiënt via de tube, een dunne soepele slang de luchtwegen inschuift. In deze slang zit een lampje en een camera.
Waarvoor is het?
Met dit onderzoek kan de binnenkant van de luchtwegen worden bekeken. De arts kan zo een goed beeld van de structuur van het slijmvlies krijgen. Ook ontstekingen en eventuele afwijkingen kunnen bekeken worden. De arts kan stukjes slijmvlies wegnemen voor onderzoek (biopt). Daarnaast kan een spoeling worden gedaan. De spoelvloeistof wordt opgevangen en kan dan onderzocht worden op aanwezigheid van bacteriën of schimmels.
Wat zijn de risico’s?
De risico’s hangen vooral af van hoe ziek de patiënt is. Bij een ernstig zieke patiënt kan een bronchoscopie, vooral als er ook bij gespoeld wordt, leiden tot verdere achteruitgang van de longwerking en de benauwdheid kan erger worden. Dit kan zo ernstig zijn dat het nodig is de patiënt te beademen.
Hele zeldzame complicaties zijn: mechanische beschadiging van de luchtwegen (luchtwegtrauma), een klaplong (pneumothorax), een bloeding of een nieuwe infectie.
Bij niet ernstig zieke patiënten geeft dit onderzoek weinig complicaties. Er kan heesheid, hoesten of een pijnlijke keel/neus optreden. Deze klachten gaan bijna altijd vanzelf over.
Gastroscopie en coloscopie
Wat is het?
Dit zijn onderzoeken waarbij de MDL-arts via een slang met lampje en camera (endoscoop) de binnenkant van het spijsverteringsstelsel bekijkt.
Waarvoor is het?
Gastroscopie
Bij een gastroscopie (maagonderzoek) wordt een flexibele slang (endoscoop) via de mond en de slokdarm naar binnen gebracht. De MDL-arts kan dan het slijmvlies bekijken en als dat nodig is materiaal afnemen voor verder onderzoek. Ook kan hij in het geval van een bloeding zorgen dat deze stopt.
Coloscopie
Bij een coloscopie (darmonderzoek) wordt een flexibele slang via de anus (poepgat) naar binnen gebracht. De MDL-arts kan dan het slijmvlies bekijken en als dat nodig is materiaal afnemen voor verder onderzoek. Dit onderzoek wordt meestal voorbereid met laxeermiddelen om de darm schoon te maken.
Wat zijn de risico’s?
Deze onderzoeken worden veel in het ziekenhuis gedaan. De risico’s op complicaties zijn erg klein.
Er is een kleine kans op het ontstaan van een bloeding of op het ontstaan van een gaatje in de darm, maag of slokdarm (perforatie). Als dit gaatje heel groot is of zorgt voor problemen, zou het kunnen dat de chirurg een operatie moet doen om dit gaatje te dichten. Dit is heel zeldzaam.
16. Interventies
16. Interventiesa. Drainage / puncties
Wat is het?
Een prik (punctie) waarbij een arts in bijvoorbeeld de borstholte of buikholte prikt.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een CT-scan of echografie om een duidelijk beeld te krijgen voordat er geprikt wordt.
Waarvoor is het?
De punctie kan nodig zijn om vloeistof uit het lichaam te halen voor onderzoek (bijvoorbeeld voor een kweek bij een abces) of om een klein slangetje achter te laten zodat vloeistof eruit kan. Dit noemen we drainage.
Wat zijn de risico’s?
De risico’s zijn klein. Het grootste risico is dat er een bloeding kan ontstaan. Als de punctie in de borstholte wordt gedaan, is er een kleine kans op een klaplong.
b. Thoraxdrain
Wat is het?
Een thoraxdrain is een slang (drain) die in de borstholte (thorax) wordt ingebracht.
Waarvoor is het?
In een normale situatie liggen de longvliezen (pleurae) tegen elkaar aan, maar bij zieke patiënten kan zich hier vocht (pleuravocht) of lucht (klaplong/pneumothorax) ophopen. Met een drain kan dit worden weggehaald, waardoor het ademen makkelijker wordt.
Wat zijn de risico’s?
Complicaties van het plaatsen van een thoraxdrain zijn: een bloeding, een infectie, zenuwbeschadiging en een klaplong.
Meestal wordt het inbrengen van een thoraxdrain van tevoren met de patiënt of de wettelijk vertegenwoordiger besproken. In sommige spoedgevallen is helaas geen tijd voor overleg en moet de arts meteen handelen.
Patiënten die een longoperatie hebben gehad, kunnen met een thoraxdrain voor observatie op de IC terecht komen, om te voorkomen dat bloed, lucht en vocht in de borstholte komt.
17. Vrijheidsbeperkende interventies
Wat is het?
Bij vrijheidsbeperkende interventies wordt de bewegingsvrijheid van de patiënt beperkt. Fixeren is de meest bekende.
Hiermee wordt het vastmaken van de armen en benen van de patiënt bedoeld. Hiervoor gebruiken we vrijheidsbeperkende hulpmiddelen zoals polsbanden, enkelbanden, bedhekken, taillebanden voor fixatie in bed, verpleegdeken (een soort slaapzak) en plukhandschoenen.
Een andere vrijheidsbeperkende interventie is (lichte) sedatie, die bij onrust en acute verwardheid gegeven kan worden.
Waarvoor is het?
Vrijheidsbeperkende interventies worden in VieCuri gedaan om de patiënt te beschermen als deze door zijn of haar ziektebeeld het risico loopt op lichamelijk en/of geestelijk letsel of een gevaar vormt voor anderen. Het kan ook een reden zijn als een noodzakelijke medische behandeling anders niet gedaan kan worden. Het zijn maatregelen die we liever niet doen.
Het komt op de IC regelmatig voor dat patiënten onrustig en verward zijn. Deze onrust en verwardheid kunnen in wisselende mate aanwezig zijn en komen vaak voort uit een delier.
Eerst wordt geprobeerd om een delier of de onrust met veel aandacht, een goed dagritme, conditieverbetering en eventueel medicatie te bestrijden, maar soms lukt dat niet of niet snel genoeg. In hun verwardheid bestaat het risico dat patiënten gaan trekken aan infusen, sondes, de blaaskatheter, de beademingsbuis of de centrale lijn. Dit kan zorgen voor gevaarlijke en levensbedreigende situaties.
Om patiënten tegen zichzelf te beschermen is het soms nodig om meteen handen, voeten en/of de hele patiënt vast te maken, ook al hebben ze het recht op persoonlijke vrijheid.
In de praktijk kunnen we niet altijd van tevoren overleggen met de patiënt of de wettelijk vertegenwoordiger. Dit kan dan pas op een later tijdstip met de wettelijk vertegenwoordiger worden besproken. Er wordt altijd geprobeerd de periode van fixatie zo kort mogelijk te houden, elke dienst wordt de noodzaak ervan opnieuw beoordeeld.
Wat zijn de risico’s?
Ondanks dat we proberen patiënten tegen zichzelf te beschermen, kan het gebeuren dat een patiënt zichzelf pijn doet aan het fixatiemateriaal. In zeldzame gevallen kan het zelfs gebeuren dat een patiënt zo onrustig is, dat hij verstrikt raakt in het fixatiemateriaal en zich daarbij ernstig beschadigd.
Het risico hierop is vooral verhoogd als patiënt niet de hele tijd in de gaten wordt gehouden, iets wat op de IC niet voorkomt. Er zijn richtlijnen gemaakt om ervoor te zorgen dat deze risico’s bijna niet voorkomen.
18. IC dossiervorming en informatieverstrekking aan overige behandelaars
Wat is het?
De medische gegevens van patiënten worden geregistreerd in het elektronisch patiëntendossier. Medische gegevens worden om verschillende redenen bewaard, waaronder het zo goed mogelijk doorgaan van de zorg.
Waarvoor is het?
Als patiënt heeft u/uw naaste vaak met meerdere zorgverleners te maken. Uitwisseling van patiëntgegevens tussen die zorgverleners is dan gewenst en vaak noodzakelijk. Wij gaan ervan uit dat u het goed vindt dat belangrijke gegevens worden aan betrokken zorgverleners wordt gegeven.
Een IC ontslagbrief wordt naar uw huisarts / medebehandelaars gestuurd zodra ontslag van de afdeling IC plaatsvindt.
Ook worden verschillende medische gegevens, anoniem, meegenomen in evaluaties om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Ook worden sommige gegevens anoniem gebruikt in het jaarverslag en in wetenschappelijk dossier onderzoek.
Aanvullende behandelingen op de IC
In het vorige hoofdstuk kreeg u uitleg over behandelingen die voor veel patiënten op de IC nodig zijn.
Er zijn andere onderdelen van de behandeling, die niet tot de standaard IC-behandeling behoren. Als het nodig is bespreken we dit uitgebreid met de patiënt en naasten.
1. Nierfunctie vervangende therapie
1. Nierfunctie vervangende therapie
Wat is het?
Behandeling met een dialysemachine, die de werking van de nieren tijdelijk overneemt.
Waarvoor is het?
Bij ernstig zieke patiënten kan het ziek zijn zich in alle delen van het menselijk lichaam uiten.
Nieren zijn hier zeer gevoelig voor en kunnen (tijdelijk) onvoldoende werken. De nieren hebben als functie de hoeveelheid vocht in ons lichaam te regelen en om afvalstoffen via de urine uit te scheiden.
Als de nieren niet meer goed werken (nierfalen/nierinsufficiëntie) moeten deze functies worden overgenomen door een dialyseapparaat.
Ook kan het noodzakelijk zijn bij een vergiftiging met een bepaalde stof die snel uit het bloed gefilterd moet worden.
Op de IC gebeurt dit met van een vorm van continue dialyse; CVVH (Continue Veno-Veneuze Hemofiltratie). Hiervoor is het nodig een groot infuus in een centraal bloedvat te brengen (zie centrale lijn).
Een machine laat bloed door een filter (kunstnier) lopen, waardoor afvalstoffen en vocht uit het bloed verwijderd kunnen worden.
Wat zijn de risico’s?
Er zijn risico’s bij het plaatsen van een speciale centrale lijn, de dialyselijn. Het gaat om een dikkere lijn dan de gewone centrale lijn, dus een eventuele bloeding kan heviger zijn.
Ook zijn er de risico’s bij het gebruik van de machine.
Het kan zijn dat er bloed verloren gaat in de machine, omdat een dialysefilter stolt na verloop van tijd. Het lukt niet altijd om al het bloed in het systeem aan de patiënt terug te geven. Hierdoor kan er een keer een bloedtransfusie nodig zijn.
Er zijn ook nog risico’s bij het gebruik van antistollingsmedicijnen. Bloed buiten de bloedvaten gaat stollen en dan zou de dialysemachine stoppen met werken. Om dialyse mogelijk te maken is het nodig om een antistollingsmedicijn te geven. Hiervoor gebruiken we een medicijn (citraat) dat ervoor zorgt dat het bloed in de machine niet stolt. Soms zorgt dit medicijn voor problemen in de patiënt, vooral als de lever niet goed werkt.
Als dit het geval is, gebruiken we andere bloedverdunners.
Het nadeel hiervan is dat de andere bloedverdunner ook in de patiënt (en niet alleen in de machine) komt, en daarmee kan zorgen voor een (mogelijk ernstige) bloeding. Dit is zeldzaam.
2. Tracheotomie
Wat is het?
Een tracheostoma is een opening in de luchtpijp, waarin een canule (pijpje) geplaatst kan worden. Hierdoor kan de patiënt zelf ademen, maar ook beademd worden door een machine. Deze canule vervangt het beademingsbuisje (tube), dat meestal via de mond is ingebracht.
Het inbrengen van een tracheacanule is een kleine chirurgische ingreep en kan plaatsvinden op de IC of op de operatiekamer. De patiënt wordt helemaal in slaap gebracht en merkt niks van de ingreep.
Waarvoor is het?
De belangrijkste reden voor een tracheostoma is langdurige beademing, waarbij een patiënt langzaam en geleidelijk van de beademing moet worden ontwend. Andere redenen zijn: een langdurig erg verminderd bewustzijn (coma), ernstige spierzwakte of zwelling van de hals waardoor het verwijderen van het normale beademingsbuisje (extubatie) niet mogelijk of veilig is.
Voor patiënten is een tracheacanule fijner dan een beademingsbuisje via de mond. Andere voordelen zijn dat iemand met een canule niet de hele tijd beademd hoeft te worden en met een canule. Na verloop van tijd en onder bepaalde voorwaarden, kan de patiënt ook praten en iets drinken. Ook kan de mondkeelholte beter worden verzorgd.
Wat zijn de risico’s?
Mogelijke complicaties van de ingreep hebben te maken met de narcose of de operatie zelf. Er kan een bloeding ontstaan en ook is er een kleine kans dat er lucht onder de huid terecht komt. Op langere termijn kan een litteken in de luchtpijp ontstaan.

3. ERCP
Wat is het?
Het is een onderzoek van de galwegen.
Waarvoor is het?
De Maag-darm-lever-arts gaat met een speciale endoscoop, een slang met op de voorkant een camera en een lichtje, via de mond, de slokdarm en de maag naar het begin van de dunne darm. Daar zit de uitgang van de galwegen. Vervolgens maakt de MDL-arts een klein sneetje in deze uitgang, zodat eventuele galstenen naar buiten kunnen. Daarna veegt hij met behulp van een speciaal soort ijzerdraadje de galgangen schoon. Ook kan hij een speciale vloeistof inspuiten (contrast), waardoor hij kan zien of er nog meer galstenen in de weg zitten.
Wat zijn de risico’s?
Net als bij kijkonderzoeken van de maag en darmen is er een klein risico op een bloeding of een gaatje in de slokdarm, maagwand of dunne darm(perforatie). Dit komt weinig voor.
Een zeldzame maar vervelende complicatie van een ERCP is dat de alvleesklier ontstoken kan raken. Dit heet een pancreatitis. Een pancreatitis herstelt meestal in enkele dagen, maar kan ook zeer zelden een ernstig verloop hebben.
4. PCI / Dotteren
Wat is het?
PCI staat voor Percutane Coronaire Interventie, ook wel dotteren genoemd. Tijdens een PCI brengt de arts via de slagader in de pols of lies een dunne draad (katheter) naar de vernauwing in de kransslagaders (de bloedvaten rondom het
hart). Door het opblazen van een ballonnetje wordt het bloedvat opgerekt. Hierna kan het bloed weer normaal stromen waardoor het hart weer voldoende zuurstof krijgt. Als het kan wordt hierbij ook een stent (vergelijkbaar met een balpenveertje) geplaatst, om de vaatwand te ondersteunen. Dit verkleint de kans dat er een nieuwe vernauwing ontstaat.
Waarvoor is het?
Een PCI moet gebeuren bij pijn op de borst die wordt veroorzaakt door een of meer vernauwde kransslagaders, bijvoorbeeld bij een hartinfarct. Om de schade te beperken moet de hartspier zo snel mogelijk weer genoeg zuurstof krijgen. Dit kan door de afsluiting in de kransslagader op te heffen.
Wat zijn de risico’s?
Meestal verloopt een PCI zonder problemen. Mogelijke complicaties zijn een bloeding of bloeduitstorting bij de insteekopening in de pols/lies.
Een overgevoeligheidsreactie kan ontstaan door contrastvloeistof, pleister of medicijnen.
Er is een kans dat er een hartritmestoornis optreedt tijdens de behandeling, wat in bijna alle gevallen snel te verhelpen is.
In zeer zeldzame gevallen ontstaat een nieuw bloedstolsel dat een hartinfarct of herseninfarct kan veroorzaken. Extreem zeldzaam is een beschadiging van de kransslagaderwand en/of een zeer ernstige verslechtering van de hartfunctie. In dat geval is hartondersteuning en/of een spoedoperatie in een hart chirurgisch centrum noodzakelijk.
5. Angiografie / trombolyse / coiling
Wat is het?
Dit is een röntgenonderzoek van de bloedvaten. De arts (een interventieradioloog) spuit via een speciaal infuus in een ader of slagader een vloeistof (contrast) in waardoor de bloedvaten goed zichtbaar worden met röntgenonderzoek.
Waarvoor is het?
Met dit onderzoek kunnen we bekijken of er iets mis is met de bloedvaten, bijvoorbeeld een vernauwing, een afsluiting of een verwijding (aneurysma). Als er een probleem gevonden wordt dan kan de arts proberen dit te verhelpen. Bij een afsluiting wordt geprobeerd het bloedvat weer open te maken, door een stolsel weg te zuigen en op te laten lossen (trombolyse).
Als er een bloeding bij het bloedvat is, kan de arts dit proberen te stoppen door een stof in te spuiten of het vat af te sluiten (coiling).
Wat zijn de risico’s?
Bij dit onderzoek wordt vaak veel contrastvloeistof gegeven.
In grote hoeveelheden is deze vloeistof slecht voor de nieren. Soms werken de nieren na dit onderzoek slechter dan daarvoor. Dit is vaak tijdelijk.
In contrastvloeistof zit jodium. Sommige mensen zijn hier allergisch voor en kunnen een allergische reactie krijgen. Als de allergie voor jodium tevoren bekend is wordt er geen jodium toegepast.
Er kan een bloeding optreden door het onderzoek. Deze bloeding is vaak goed te behandelen, maar soms zit de bloeding op een lastige plek en in zeldzame gevallen moet er een operatie plaatsvinden om de bloeding te stoppen.
6. Operatie
Wat is het?
Hiermee wordt bedoelt dat de patiënt (opnieuw) geopereerd moet worden.
Waarvoor is het?
De redenen voor een (nieuwe) operatie kunnen verschillend zijn. De meeste operaties zijn nodig vanwege de onderliggende aandoening van de patiënt. Soms is een nieuwe operatie nodig omdat er na een eerdere ingreep complicaties zijn ontstaan. Altijd wordt overwogen of op een andere, minder ingrijpende manier de patiënt beter kan worden. Het feit dat er een (nieuwe) operatie nodig is, betekent dat het medisch team, de IC-artsen en de operateurs (chirurgen, urologen, KNO-artsen of gynaecologen), besluiten dat dit de enige manier is waarmee het probleem opgelost kan worden. De IC-arts vertelt, vaak samen met de chirurg, uitgebreid aan patiënt en familie waarom de operatie nodig is.
Wat zijn de risico’s?
De 2 belangrijkste zijn: hoe ziek is de patiënt op het moment dat de operatie plaatsvindt én wat voor een operatie er moet gebeuren. Vaak zijn patiënten op de IC die een nieuwe operatie nodig hebben erg ziek of hebben meerdere problemen in hun medische voorgeschiedenis. Daarmee is het risico op bijkomende problemen vaak groot. De arts bespreekt dit en de verwachte prognose(voorspelling) uitgebreid met u.
Vragen
Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vragen tijdens het eerstvolgende bezoek of bel naar:
Contact
Opmerkingen
- Ziet u een typfout, een taalkundige fout, of heeft u moeite met de leesbaarheid?
-
Stuur een e-mail naar communicatie@viecuri.nl en we zoeken een passende oplossing.
Disclaimer
Deze informatie is algemeen en geen behandeladvies. De informatie is ook geen vervanging van de afspraken die tussen patiënt en zorgverlener zijn gemaakt. VieCuri kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade als gevolg van mogelijke onjuistheden. Bekijk hier de uitgebreide disclaimer.