Buigpeesletsel

Inleiding

U bent geopereerd aan een of meerdere buigpezen van uw hand. Na deze operatie komt u voor verdere behandeling bij de handergotherapeut en de handfysiotherapeut.

Om te begrijpen hoe belangrijk deze nabehandeling is, is het nodig om een goed beeld te schetsen van de werking van de hand en de buigpezen. Aan de zijde van de handpalm lopen door elke vinger 2 pezen. Deze pezen zorgen ervoor dat de vingergewrichten kunnen buigen. Deze buigpezen lopen door een koker, de buigpeeskoker. Om de vinger goed te kunnen buigen en strekken, moeten de pezen vloeiend langs elkaar kunnen bewegen maar ook vloeiend door de buigpeeskoker kunnen glijden.

De nabehandeling is er dan ook op gericht om de pees voldoende rust te geven maar ook om ervoor te zorgen dat de pees soepel kan blijven glijden en niet vast gaat zitten in het littekenweefsel dat zich vormt bij het herstellen van een wond.

Na de operatie

Zorgen dat de pees heel blijft

De plek waar de pees is gehecht is een zwakke plek. Om die reden mag er de eerste 5 weken na de operatie weinig spanning op de pees gezet worden.

Om deze plek te beschermen krijgt u een spalk die voorkomt dat u de vingers en de pols volledig kunt strekken.

Daarbij is het belangrijk om geen kracht te zetten bij het buigen van de vingers en deze niet in te zetten bij de dagelijkse activiteiten.

Waarom oefenen?

Bij iedere beschadiging maakt het lichaam littekenweefsel aan. Dit is ook het geval bij de buigpees.

Het littekenweefsel groeit overal daar waar er schade is ontstaan. Om die reden kunnen de buigpezen aan elkaar of aan het weefsel rondom de pees vastgroeien/verkleven. Dit kan als gevolg hebben dat de vinger niet meer helemaal kan buigen of strekken.

Het bewegen van de vinger zorgt ervoor dat de pezen blijven glijden. Het heen en weer glijden zorgt ervoor dat het littekenweefsel de buiging of strekking niet gaat beperken. Om het oefenen makkelijker te maken is het van belang dat de hand/pols niet te dik wordt. Zorg ervoor dat u de arm niet laat hangen als u staat of loopt. Houdt uw arm zo hoog mogelijk in een sling.

Spalk

U krijgt een spalk om de pees te beschermen.

Deze spalk moet u 4 tot 5 weken, 24 uur per dag dragen. De spalk is zo gemaakt dat u uw pols en uw vingers niet helemaal kunt strekken. Zo zorgt de spalk ervoor dat er niet teveel spanning op de buigpees komt te staan.

De therapeut oefent met u hoe u de spalk aanlegt en hoe u deze afneemt.

Als u dit geoefend hebt, mag u de spalk afdoen bij de verzorging van uw hand.

Belangrijk is dat u uw pols licht gebogen houdt en de vingers ontspannen.

Afhalen van de spalk:

• Haal het kousje van de spalk.
• Maak de klittenband los.
• Zet uw elleboog op tafel.
• Kantel de spalk van uw hand, terwijl u uw hand ontspannen gebogen houdt.

Aanleggen van de spalk:

• Zet uw elleboog op tafel.
• Schuif de spalk goed om uw hand.
• Maak eerst de klittenband van de pols vast en voel of deze strak genoeg zit. Maak dan de overige klittenbanden vast.
• Doe kousje eventueel weer over de spalk en de vingers.

Indien nodig kunt u de spalk schoonmaken met lauw water en zeep. Doe dit niet zelf maar vraag of iemand hierbij kan helpen in verband met het risico dat u uw geopereerde hand gaat gebruiken.

Het is belangrijk dat de spalk comfortabel zit. Indien de spalk pijn oplevert neem dan contact op.

Autorijden/werken/sporten

De eerste 8 weken mag u niet autorijden of fietsen. De gehechte pezen komen in gevaar bij het gebruiken van de hand tijdens het rijden. Daarnaast brengt u uzelf of anderen in gevaar omdat u niet in staat bent adequaat te reageren in plotselinge situaties.

Voor vragen rondom het autorijden kunt u het CBR raadplegen: www.CBR.nl1.

Lichte werkzaamheden (kantoorwerk) kan eventueel vanaf 8 weken worden opgepakt.

Zwaar werk en contactsporten kunnen pas na 12 weken worden opgepakt.

Niet contactsporten kunnen misschien al eerder opgepakt worden afhankelijk van de sport. Doe dit altijd in overleg met uw behandelend therapeut.

Oefentherapie

Onderstaande oefeningen mag u alleen doen nadat u deze met de handtherapeut hebt geoefend!

Week 1 en 2 (dag 0-14)

6 keer per dag, 10 herhalingen

• Buig en strek uw elleboog.
• Til uw arm helemaal op en maak draaibewegingen in uw schouder.
• Buig m.b.v. uw niet-geopereerde hand de vingers een voor een zover als mogelijk. Houdt hierbij uw vingers ontspannen en houdt 5 seconden vast.
• Breng met uw niet-geopereerde hand de grote knokkels van de vingers van de geopereerde hand een voor een in een haakse hoek (90 graden). Strek vervolgens in deze positie de vinger zodat de 2 vingergewrichten zo recht mogelijk zijn. Houdt 5 seconden vast.

• Strek uw vingers tot aan de kap van de spalk.
• Zet uw niet-geopereerde hand in de handpalm van de geopereerde hand.“Krab” met de topjes van uw vingers langs uw niet-geopereerde hand.
  • De eerste week probeert u te “krabben” over uw wijsvinger.
  • De tweede week probeert u te “krabben” over uw middelvinger.
• Let erop dat de topjes van de vingers bewegen en dat u geen kracht gebruikt om te buigen. Ook niet als u in week 2 nog niet tot de middelvinger kunt komen.

• Beweeg uw pols in alle richtingen en houdt uw vingers ontspannen

Houdt uw spalk om!

Week 3 en 4 (dag 15-28)

Blijf de oefeningen van week 1 en 2 herhalen.

6 keer per dag, 10 herhalingen.

De oefening waarbij er over de hand wordt “gekrabd” mag uitgebreid worden.

• In week 3 probeert u tot de ringvinger te gaan.
• In week 4 probeert u tot de pink te gaan.

Blijf opletten dat de topjes van de vingers buigen en zet geen kracht.

Masseer en crème het litteken.

Week 5 en 6 (dag 29-42)

6 keer per dag, 10 herhalingen.

Vanaf week 5 (dag 35) mag u starten met onderstaande oefeningen:

Vanaf week 6 (dag 42) mag u starten met onderstaande oefeningen:

• Masseer en crème het litteken.

Week 7 (dag 43 en verder)

Functioneel gebruik van de hand verder uitbreiden i.o.m. uw behandelend therapeut.
Vanaf 8 weken mag u starten met het opbouwen van kracht.

Vragen

Heeft u na het lezen van deze informatie nog vragen? Stel uw vragen tijdens het eerstvolgende bezoek of bel naar: