Kunstmatige invasieve beademing
De beademingsmachine staat naast de patiënt aan het hoofdeinde van het bed. De patiënt is via een aantal slangen en een buis verbonden met deze machine. Deze buis is in de meeste gevallen ingebracht in de mond, in een enkel geval in de neus, en loopt door tot in de luchtpijp van de patiënt. Deze buis wordt tube (spreek uit ‘tjoep’) genoemd.
De beademingsmachine
De beademingsmachine neemt de in- en uitademing van de patiënt over. Dit kan zijn ter ondersteuning van de ademhaling, maar het is ook mogelijk dat de machine de gehele ademhaling overneemt. De aanwezigheid van de tube en de beademing zelf kunnen voor de patiënt vervelend zijn. Daarom krijgt de patiënt soms slaapmedicijnen toegediend. Dit kan variëren van een lichte slaap, waarbij de patiënt wekbaar is, tot een diepe slaap. Naast deze slaapmedicijnen krijgt de patiënt vaak ook pijnstillende middelen. In een enkel geval worden spierverslappende medicijnen toegediend. Hierdoor kan de patiënt zich niet meer bewegen en is geheel slap.