Oncologisch spreekuur
Patiënten met een sterk vermoeden op een kwaadaardige gynaecologische tumor (kankergezwel) of wanneer deze al aangetoond is, worden bij voorkeur direct doorgestuurd naar het gynaecologische oncologische spreekuur. Het oncologische spreekuur wordt verzorgd door een gynaecoloog met oncologische taakstelling of gynaecoloog (in opleiding) in een stage onder supervisie van een gynaecoloog met oncologische ervaring.
Multidisciplinaire behandeling
De behandeling is vaak multidisciplinair, dat wil zeggen dat meerdere specialisten betrokken kunnen zijn bij de behandeling. Intern wordt waar nodig samengewerkt met de oncologische darmchirurgen en met de medisch oncologen. Extern wordt in teamverband samengewerkt met omgevende centra om te waarborgen dat voor ieder zorg op maat geboden kan worden. Het beleid van alle patiënten met een kwaadaardige gynaecologische tumor worden centraal besproken in het regio-overleg waarin verschillende specialismen vertegenwoordigd zijn.
Het oncologisch spreekuur speelt een belangrijke rol bij het regelen van begeleiding rondom het herstel en als de tumor eventueel toch terug mocht komen en palliatieve behandeling als genezing niet meer haalbaar lijkt. Het programma Herstel en Balans in VieCuri vitaal kan belangrijk zijn om weer de blik vooruit te richten na de diagnose en de behandeling.
Voorstadia kanker
Naast onderzoek en behandeling van gynaecologische tumoren vindt ook onderzoek en behandeling plaats van alle voorstadia van gynaecologische tumoren, de zogenaamde premaligne afwijkingen. Bekend voorbeeld zijn de patiënten met afwijkende uitstrijkjes van de baarmoedermond of aandoeningen aan de schaamlippen. Echter ook bij baarmoederkanker zijn voorstadia bekend die vaak preventief behandeld kunnen worden.
Erfelijkheid
Tot slot vinden op het oncologiespreekuur ook consulten en controles plaats van patiënten met een familiair of erfelijk bepaald verhoogd risico op gynaecologische kanker, vaak in combinatie met een verhoogd risico op vorming van kwaadaardige tumoren in andere organen. Voorbeelden hiervan zijn families met waarin het BRCA 1 of 2 gen bekend is of het zogenaamde Lynch syndroom.